Korte, intensieve behandelingen zijn in opkomst. Meestal bestaan deze behandelingen uit één of twee weken meerdere dagdelen cognitieve gedragstherapie (CGT), met de nadruk op exposure met responspreventie. De behandeling kan zowel in een groep als individueel plaatsvinden.
Bij Levvel, specialisten voor Jeugd en Gezin, in Amsterdam is retrospectief, in een open study, het effect van een korte, intensieve groepsbehandeling voor kinderen en jongeren met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) onderzocht. Deze behandeling is ontwikkeld als een aanvulling op lopende behandeling, en niet met de intentie tot een stand-alone behandeling.
Nadat in Nederland al enige jaren ervaring was opgedaan met deze behandeling, is deze ook in Zürich, Zwitserland geïmplementeerd (Department of Child and Adolescent Psychiatry and Psychotherapy). Ook zij onderzochten het effect van deze groepsbehandeling.
De behandeling werd gegeven in een groep van meestal 6 tot 8 jongeren en 3 tot 4 therapeuten, en duurde 5 opeenvolgende dagen, 5 uur per dag. Het programma bestond uit psychoeducatie over OCS en CGT principes, exposure met responspreventie, cognitieve interventies en terugvalpreventie. De meeste tijd werd besteed aan exposure, die meestal in subgroepjes, soms individueel, werd uitgevoerd onder leiding van een therapeut. Ouders werden bij de behandeling betrokken.
Om het effect van deze behandeling te evalueren is in Amsterdam met terugwerkende kracht gekeken naar de ernst van de dwang (gemeten met de CY-BOCS) voorafgaand en na afloop van de groep. Hiervoor zijn de gegevens van 59 kinderen gebruikt die tussen 2015 en 2019 deze groepsbehandeling hebben gevolgd. Zij waren tussen de 9 en 20 jaar oud (gemiddeld 15.3). Redenen om mee te doen waren onder andere ernstige dwangklachten waardoor snel iets moet gebeuren, een doorbraak creëren (snellere klachtenvermindering) in een lopende poliklinische behandeling, terugval, of een voorkeur voor een korte, intensieve benadering.
In Zürich is (prospectief) het effect onderzocht bij 17 deelnemers (gemiddeld 15.1 jaar oud) middels een voor- en nameting met de CY-BOCS .
In beide studies werd een afname van de CY-BOCS gevonden tussen de voor- en nameting. Na afloop van de groepsbehandeling had 47% een CY-BOCS onder de 16 (clinical cut-off) versus 8% op de voormeting; 28% scoorde na afloop ‘in remissie’ (CY-BOCS ≤ 12); en 47% waren ‘treatment responder’ (meer dan 35% verbetering op de CY-BOCS) (resultaten van beide locaties samengenomen).
Hoewel het om twee kleine, ongecontroleerde pilot studies gaat, levert dit onderzoek eerste aanwijzingen op dat deze korte, intensieve groepsbehandeling voor sommige kinderen en jongeren met een dwangstoornis een waardevolle aanvulling op de standaard behandeling kan zijn.